
Anita (26)
“Op een dag zal ik die advocaat zijn die vecht voor wat goed is”
In haar laatste jaar op de middelbare school in Sierra Leone overtuigde iemand haar moeder ervan dat ze naar Europa moest gaan. “Ik wilde altijd advocaat worden”, zegt Anita. “Maar ik kreeg de kans niet om te gaan studeren.”
In 2017 begon de toen zeventienjarige aan haar reis. Ze kwam in Libië aan en leefde twee jaar in de woning van een ‘madam’, die haar vooral liet schoonmaken. Toen ze genoeg gespaard had, kon ze een kamer huren. “Ik was vijf jaar in Libië, daar was het beter dan hier. Want daar kon ik werken. Ik verdiende zo’n 900 Libische dinars (ongeveer € 165) per maand. Ik had het geluk dat ik nooit werd gearresteerd door de politie.”
“We hoorden dat er in Libië weinig overtochten waren. Daarom ging ik naar Tunesië. Ik leefde een jaar in het kamp bij kilometerpaal 30 op de weg naar El Amra. Drie keer ging ik mee met een boot, maar we werden elke keer tegengehouden. De laatste keer waren we bijna op onze bestemming, maar de motor viel uit. Toen hebben we zelf de kustwacht gebeld.”
Het leven in het kamp was uitzonderlijk zwaar, vertelt Anita. “IOM is één keer geweest om wat dekens en toiletartikelen te geven. Maar nu krijgen we van geen enkele organisatie nog hulp.” De onderlinge saamhorigheid in de kampen is volgens Anita groot. Wie iets heeft deelt dat met anderen. Samenwerken is noodzakelijk om als groep te overleven. Tegelijkertijd sterven er regelmatig mensen door ziektes en gebrek aan medische zorg. Dan belt iemand een ambulance die het lichaam komt ophalen.
Anita maakte meerdere keren invallen van de politie mee. “Bij een massale inval met bulldozers gebruiken zo’n vijftig agenten pepperspray en elektrische shocks zodat we niet kunnen weglopen. Ze pakken de kinderen af van moeders en plaatsen die in een weeshuis. Elke keer nadat de politie onze tenten had afgebroken en verbrand, bouwden we alles weer op. Want we kunnen nergens anders heen.”

Anita bedelt met twee andere vrouwen voor een supermarkt in Hamman Sousse. Op een dag zal ik in de rechtbank staan en zeggen: Objection, my lord.”
Toch verliet Anita het kamp omdat ze zwanger was geworden van een vriend die haar vaker had geholpen. Ze vond een onderkomen in Hamman Sousse. “We slapen met achttien mensen in een kamer, waar eigenlijk maar negen mensen in passen. Ik heb voor mijn kind een klein matras, maar de rest slaapt op de grond. Er is geen water in het huis. We moeten een paar kilometer lopen voordat we water hebben om ons te wassen. Sommigen hebben geen geld om binnen te slapen. Die verblijven in een kamp ergens aan zee. De politie heeft gisteren daar vijf mensen opgepakt. Tot nu toe hebben we niets meer van ze gehoord en we weten niet waar ze zijn.”
Om aan geld te komen bedelt Anita op straat. “Elke dag heb ik 70 dinar (ongeveer € 20) nodig voor de huur, eten en Pampers voor mijn kind, en om iets te kunnen sparen. Maar vorige week werd al het geld dat ik had gespaard door iemand uit de groep gestolen. Elke dag ontmoet je goed en kwaad. Ik krijg vaker iets toegestopt van een vrouw die de supermarkt hier bezoekt. Ouderen mannen geven alleen geld in ruil voor seks. Maar dat doe ik niet. Wat me het meeste pijn doet, is de dagelijkse discriminatie. Ik ben vaker geweigerd in een bus. Zelfs als mensen ons iets geven, proberen ze ons niet aan te raken, alsof we een ziekte hebben.”
Enkele maanden terug meldde zich bij het IOM in Tunis om terug naar huis te gaan en daar haar droom te realiseren. “Ik heb nooit de kans gekregen om te studeren, maar ik wilde altijd al advocaat worden. Dat was mogelijk geweest in Sierra Leone, als iemand mijn moeder er niet van had overtuigd dat ik de reis naar Europa zou moeten maken. Mensen hebben nooit voor mij gevochten, en ik wil dat wel doen voor andere mensen. Ik wil vechten voor wat goed is. Ook al is dat nu niet mogelijk, ik weet dat ik op een dag die persoon zal worden. Dat helpt me om verder te gaan. Ik moet sterk blijven voor mijn kind, en voor mijn passie. Op een dag zal ik in de rechtbank staan en zeggen: Objection, my lord.”